vrijdag 22 april 2022

Het was zo lang geleden

De kriebels die door mijn armen kropen toen ik het nog lege festival terrein op liep zal ik niet gauw vergeten. Ik staarde naar de grote letters die de naam van het festival boven een van de podiums spelden. Was dit thuis komen na een hele helse vakantie?

We klommen via de zijkanten van tenten tot aan bijna het plafond. Jatten bier en Jack cola. We schreeuwden door megafoons en dronken speciaalbier in de zon. We waren zo ontzettend gelukkig. We huilden af en toe een beetje, maar meestal niet uit verdriet. We zongen, dansten, sprongen. We lachten en hielden mensen voor de gek. Ik noemde het kattenkwaad, maar wat we deden was louter vermaak. We dronken liters bier en misschien nog wel meer Jack Daniëls. De helft gratis, de helft gejat en voor een beetje betaalden we. We hadden het zo enorm naar ons zin. Ik heb geleefd, voor heel even, dat weekend. Geen moment aan thuis gedacht. We renden backstage, kwamen steeds mensen tegen die we kenden; maar lachten vooral met mensen die we nooit eerder hadden gezien. We waren zo ontzettend gelukkig. We trokken borden uit de tenten: "Verboden te roken" met een peuk in onze hand. We aten heerlijk eten en gooiden broodjes frikandel op de grond. We stonden op met onze buren, tenten zo dicht op elkaar gebouwd dat we bijna in flatgebouwen woonden het weekend. We liepen kilometers en klappertandden 's nachts onze tentgenoten wakker. We maakten nieuwe vrienden, dansten op krukken, op tafels, op dansvloeren, op gras. We maakten koprollen, midden in de nacht op een bijna leeg festival terrein. We hoorden live muziek, voor het eerst sinds zo'n lange tijd. De zon scheen bijna heel het weekend en we waren zo ontzettend gelukkig. 

We waren zo ontzettend gelukkig. 


maandag 19 oktober 2020

Hoe Covid-19 de stad veranderde in de boze stiefmoeder

Het was 5 uur 's nachts toen ik alleen door de stad liep,
hopeloos de plakkaten kots ontwijkend
De stad was rustig voor het tijdstip;
iets wat me de laatste weken meer opviel
In mijn hoofd was het leven al lang geen Disney verhaal meer
hoe het ooit was
mooie mensen in baljurken en koetsen gemaakt van pompoenen
dansend door de nacht zagen we in iedereen een vriend
Maar in werkelijkheid was de stad grauw
en spuugde hij op de mensen die er liepen
iedereen stonk naar bier 
en pis
In werkelijkheid
Was het leven een Disney verhaal aan crack,
zonder tanden, elke voorbijganger vragend om een euro,
of 20 cent

Opgegeten,
uitgespuugd

Ik werd verdrietig van deze gedachte
In kleine stapjes wenste ik zachtjes terug naar de dagen
dat ik zin had de deur uit te gaan
Op zoek naar gezelligheid 
in mensen en drank 
En verder terug;
naar een tijd waarin ik daadwerkelijk geloofde
in zingen tegen vogels in het bos
en prince charming

Ik schopte tegen een leeg cola blik;
de echo die in het blikje klonk deed me denken aan mijn stem
ver weg (van deze stad)
van alles wat een jaar geleden nog binnen handbereik lag
veel te ver weg van een toekomst 
die ook maar iets leek op één die ik me had kunnen voorstellen

Waar de stad een paar maanden geleden nog mijn naam schreeuwde
was deze nu voornamelijk stil
keek hij neer op iedereen die een voet over de drempel zette
en fluisterde hij zachtjes
"Welkom in dit sprookje. We zijn hier allemaal niet gelukkig."

zaterdag 28 september 2019

hoe het is

eindeloos verloren
met ogen
groener dan het gras van de buren

waait het te hard
om met één hand te sturen
of ben ik gewoon een beetje verdwaald
in mijn hoofd

toen je zei ik weet het niet
accepteerde ik dat
te bang om uit te spreken
alles
wat ik wel wist

draag me nog één keer
naar het einde van de dag
alsjeblieft


maandag 6 mei 2019

die dagen in mei

We speelden tikkertje met de toekomst,
in het donker,
in verlaten steegjes,
maar renden altijd te hard om getikt te worden
Toen mijn vrienden de derde fles wijn ontkurkten
keken we wie van ons drieën de kurk het verst kon gooien
Ik won niet
Ik won nooit
Wel was ik de eerste om er een slok van te nemen
en een tweede
Ik maakte mezelf wijs dat het smaakte als de ranja die mijn moeder maakte op warme zomerdagen,
altijd te waterig
We klommen op de daken van verlaten schuurtjes die dagen
en rookten sigaretten tot de zon onder ging
Dan deden we alsof de mist die onze longen vulde,
dezelfde was als die
die ons het zicht op de toekomst ontnam
Het leek allemaal zo verklaarbaar,
dat ik alleen maar achteruit kon huppelen,
dat ik ogen in mijn achterhoofd had
en mijn handen zich tot vuisten balden,
die ene keer dat ik de kurk wel het verst gooide

Er was niks zo veranderlijk als de kleur van de lucht die dag
en de stemming van het meisje met de zwarte krullen
Waar ze het ene moment nog op het hek zat,
hing ze het andere moment kotsend tegen de muur
Ik zat er met mijn rug naartoe
en maakte met een tak tekeningen in het water;
ik was bang voor kots
De eenden,
die ons dagelijks gezelschap waren op deze dagen,
wensten ons dood
Want wij maakten van hun huis een asbak
en kotsten op hun openbaar toilet
Ik knipoogde naar een gevleugelde voorbijganger
wenste één moment zijn toekomst
en liep vervolgens in mijn eentje naar het station,
want thuis stond koud geworden boerenkool op me te wachten

maandag 30 juli 2018

Zwerfafval

in gedachten zit ik voor eeuwig achter op je fiets
haar nat van de regen
strengen plakkend tegen mijn voorhoofd en nek
en ik,
verzuipend in jouw jas

die nacht waren de meeste sterren weg
en alleen jij kon me vertellen waarom ze niet schenen
iets met een metafoor voor mijn ogen dacht ik
(je praatte vaak over dingen alsof je er voor had gestudeerd,
irriteerde me)

die nacht
terwijl we dansten om verkoolde herinneringen aan hoe het was
als een paasvuur
zei ik je dat je me mocht verlaten voor iemand die minder moeilijke vragen stelt

vandaag verbergt mijn huid zorgvuldig
gebroken botten
en organen op het randje van de dood

en hoe vaker je zei
dat je nooit echt van me hield
met je ogen neergeslagen
hoe zekerder ik nu weet
dat wanneer we elkaar vast hielden
we bang waren ruimte over te laten voor het as van de herinneringen
(we waren tenslotte altijd bang om te herinneren)

en vanavond laait het vuur weer op
om nieuwe herinneringen
tot kool te maken
en dans ik
alleen
tot de zon op komt

het enige wat me dwarszit
is dat
toen je ging
je vergat het licht uit te doen

maandag 19 december 2016

wanneer ik niet meer kan schrijven

mijn gedichten rijmen niet
orde is nooit mijn sterkste kant geweest
en als ik 's nachts in bed lig
droom ik over opgezette dieren
en de kleur van jouw ogen op die ene dag
het maakt niet uit
ik word hoe dan ook huilend wakker

maandag 31 oktober 2016

HORIZONTAAL

Het ruikt naar kaneel in Allans -op een kast en een bureau na- lege slaapkamer. Ondanks de minimale inrichting, is de kamer niet ongezellig. Integendeel, elke keer als ik de kamer binnen stap krijg ik het gevoel dat ik weer in mijn ouderlijk huis ben. De geurkaars die in de hoek van de kamer brandt geeft me een vertrouwd nostalgisch gevoel. Het onweert en de bliksem is naast de kaars het enige wat de kamer af en toe oplicht.
Het is half 3 's nachts. Ik lig horizontaal over het bed gedrapeerd en Allan zit in kleermakerszit op het voeteneinde. We praten over vroeger, de jaren voordat we elkaar 4 jaar geleden leerden kennen.
"Hoe was je eerste kus?" Vraagt hij me. Ik vertel hem over mijn eerste kus met een meisje en dat ik haar leuk vond omdat ze er stoer uit zag en rookte.
"Ik had net zo goed een asbak uit kunnen likken." Voeg ik er lachend aan toe. "En de jouwe?"
"Ik had geen idee wat ik deed. Het was lomp en er was speeksel, overal."
"Bah!" Onze blikken kruisen elkaar en we barsten in lachen uit.
"Weet je, het voelt alsof relaties niet meer lijken te bestaan. Ik bedoel, ik breng al mijn tijd door met jou of met mijn werk." Zegt hij nadat we uit gelachen zijn. "Niet dat dat vervelend is..." Voegt hij er gauw aan toe met een korte giechel om zijn eigen reddingsactie. Ik glimlach. "Het voelt gewoon gek dat er mensen van mijn middelbare school klas zijn die al getrouwd zijn en kinderen hebben."
"Ja dat voelt inderdaad gek." Bevestig ik zijn overpeinzing. Ik vertel hem alleen niet dat ik niks daar van nodig heb, zolang ik hier ben met hem.

3 jaar delen we nu een huis. Toen we elkaar leerden kennen leek het ons een perfect idee. Ik ben nog steeds aardig content met de situatie en ik weet dat hij dat ook is. Hij wil alleen meer dan het kleine wereldje waar we ons in begeven.  En het is niet alleen hij, ik voel me ook dom en opgesloten hier. Maar voor mij is dat het fijnste gevoel wat er is, zolang ik elke ochtend ontbijt met hem kan hebben en waar ik ook ga hem aan mijn zij heb.  Voor hem is het anders. En het is niet dat hij het niet weet, hij weet van alle gevoelens af, zo lang kan je zoiets niet verborgen houden als je onder één dak woont maar hij voelt het niet. We houden van elkaar. Maar voor mij heeft houden van een andere betekenis dan voor hem. Dat maakt het soms ontzettend lastig.
Voor mij is houden van tot over je oren verliefd zijn, dagen lang naast iemand willen zitten. Met of zonder conversatie. Alleen kunnen slapen als diegene naast je ligt met jullie vingers in elkaar verstrengeld, luisterend naar elkaars ademen en elkaars hartslag.
Voor hem is houden van comfort. Bij iemand uit kunnen huilen als dat nodig is en af en toe seks. Niets meer of minder dan dat. Het is plat, het is houden van zonder relatie.
Soms maakt het me zo verward dat ik begin te twijfelen aan mijn eigen verstand en de betekenis van verliefd zijn. Maar zodra ik zijn armen dan weer om me heen voel en mijn hart sneller begint te kloppen weet ik dat dit gevoel niks anders kan zijn dan dat.
Maar ergens diep van binnen weet ik hoe het zit, ik ben een schaduw in dit huis, een vervangbaar gezicht terwijl hij mijn toekomst is en dit is de enige toekomst die ik wil leven.

"Wil jij ooit trouwen en kinderen krijgen?"
"Ja tuurlijk," maar alleen met jou. "jij?"
"Ja," hij denkt even na. "het moet zo fijn zijn om zó veel van iemand te houden. Om iemand te hebben die je hoe dan ook kunt vertrouwen en waar je al je tijd mee door kan brengen. Iemand die je beter kent dan wie dan ook, iemand die voor altijd van je zal houden en je lief zal hebben. Het lijkt zo'n tastbare esthetiek." Hij laat zijn hoofd in zijn nek hangen terwijl hij spreekt, alsof hij het universum smeekt om zijn woorden waar te maken. Ik negeer het knagende gevoel dat zijn woorden mij geven.
"Dat zou het in ieder geval moeten zijn." Voegt hij er bijna fluisterend aan toe.
"Ben jij wel eens verliefd geweest?" Vraagt hij, zijn blik weer op mij richtend. Er ligt oprechte interesse in zijn ogen.
"Ik denk het." Ik kan de glimlach die op mijn gezicht verschijnt niet onderdrukken. "Jij?"
"Nee." Auw.
"Ik weet zeker dat ook jij ooit liefde voelt. Ik zou niet weten hoe iemand niet verliefd op jou kan worden." Ik voel mezelf rood worden, draai me op mijn buik en staar naar zijn dekbedovertrek.
Alan fluistert mijn naam de duisternis in. "Kom eens hier." Ik weet wat er komt, omdat dit niet de eerste keer is dat dit gebeurt. Hij gebruikt mijn gevoelens om zijn eigen te verlichten. Ik weet verdomd goed hoeveel pijn dit me gaat doen als ik morgenvroeg wakker word. Maar ik negeer het feit dat deze kus zou ontstaan uit verschillende verlangens.
Langzaam hijs ik mezelf overeind en beweeg ik mijn lichaam in zijn richting. Hij legt zijn hand op mijn wang en beweegt zijn duim over mijn lippen. Ik zie het schuldgevoel dat in zijn ogen ligt.
Ik ben zo gebroken en hij is zo alleen. We handelen voor de zoveelste keer impulsief.
Ik voel zijn ene hand tegen mijn schouder en zijn andere in mijn nek. Onze voorhoofden raken elkaar. "Het spijt me." Fluistert hij.
Licht vult de kleine slaapkamer voor een seconde, dan duwt hij zijn lippen op de mijne en verliezen we onszelf in onze eigen emoties.
Die van mij zacht, teder en oprecht. Die van hem vol lust en verlangen, zijn handen alleen maar op zoek naar iets om vast te houden.
Lust, wat een naar woord. Denk ik bij mezelf terwijl onze tongen vechten om dominantie. De betekenis van dat woord is op dit moment zijn lichaam op het mijne, zijn ademhaling die zwaarder word. Terwijl ik niets meer wil dan weer tegenover hem zitten en mijn lippen zachtjes over de zijne laten dansen. Het feit dat dat niet gebeurt geeft me het gevoel dat ik niet meer ben dan een snelle neukbeurt. Ik heb gelijk.
Als dit niet het geval was zouden we wel over straat lopen met onze vingers in elkaar geweven, zouden we 's nachts tegen elkaar aan in slaap vallen. Zouden we rozen voor elkaar kopen en elkaars voorhoofd kussen. We zouden tedere, liefdevolle seks hebben en daarna naast elkaar liggen en ik hou van jou's in elkaars oor fluisteren.
Maar wij zijn niks meer dan een snelle neukbeurt, een goedkope vrijpartij, een mix tussen pijnlijk oprechte gevoelens en pure lust naar iets. Naar wat dan ook.
Zijn lichaam verstrakt midden in zijn bewegingen, alsof hij een moordenaar is die midden in zijn daad sirenes aan hoort komen. Ik voel dat hij wou dat hij kon stoppen, dat hij weet dat hij mij pijn doet met wat op het punt staat te gebeuren. Ik ben zo veel meer waard dan dit. Maar hij negeert het, laat het genot zijn lichaam overnemen.
Ik ben niet eens meer verdrietig. Het is grappig, hoe twee volwassenen het zo met elkaar kunnen doen. De ene met zijn gevoel in zijn lul, de ander met zijn gevoel in zijn hart; we zeggen beiden geen woord, we wisselen alleen zacht gekreun uit.
Zijn handen gaan over mijn buik en ik voel zijn nagels over mijn zij krassen. En voor het eerst sinds onze lippen elkaar raakten zegt hij wat. "Je bent zo fucking mooi."
Ik zou liegen als ik zeg dat dit me geen speciaal gevoel geeft en er geen pas ontpopte vlinders door mijn buik vliegen. Het feit dat deze woorden uit zijn mond komen doet mijn hart sneller kloppen.
Hij trekt mijn shirt over mijn hoofd, gooit het naast het bed op de grond en drukt zijn lippen weer zachtjes op de mijne. Ik denk na over vijf minuten geleden, hoe lomp het er aan toe ging en hoe teder hij nu ineens is. Ik denk na over hoe erg deze avond mij morgen weer gaat beïnvloeden nu zijn aanrakingen bijna liefdevol voelen. Ik denk na over het verdriet aan de ontbijttafel als hij naar de keuken loopt om wat te pakken en de tranen in mijn koffie. Ik voel hoe zijn lippen leugens op mijn huid drukken. Ik voel hoe hij wil dat ik het gevoel heb dat dit meer is dan een goedkope vrijpartij. Dat wij meer zijn dan dat.
Hij komt overeind en laat zijn ogen over mijn lichaam glijden. Ik voel hoe hij zijn lippen zachtjes tegen mijn nauwelijks zichtbare kaaklijn aan drukt. Ik voel me niks in zijn aanwezigheid, hij is zo mooi, zijn strakke kaaklijn en lichtblauwe ogen die fel afsteken tegen zijn huid -bijna wit als sneeuw-.
Zijn lippen zijn nu in mijn nek, wat mijn adem doet stokken in mijn keel. Ik leg mijn hoofd in mijn nek om hem meer ruimte te geven. Meer doek voor zijn walgelijke -maar oh zo fijne- kunst.
"Fuck," fluister ik wanneer hij zijn tanden in een net geschilderde blauwe plek zet.
"Kijk nou naar je. A beautiful mess." Fluistert hij in mijn oor. Zijn warme ademhaling laat me trillen. "Niemand ziet het. Dat je hier nu ligt en dat je me smeekt je nog meer te verwoesten." Mijn adem stokt bij het horen van zijn woorden. Zijn ogen vullen zich met tranen omdat hij het weet. Omdat hij weet hoeveel pijn hij me doet. "Waarom doe je dit? Alleen maar voor mij?" Zijn ogen nu vragend.
"Ik hou van je." Fluister ik terug, terwijl de tranen ook in mijn ogen springen.
Hij trekt nu ook zijn eigen shirt uit, mijn aandacht afleidend van mijn verdriet. Ik kijk naar de prachtige man voor me. Ik laat mijn vingers over zijn torso glijden terwijl ik me concentreer op zijn ademhaling. Ik laat mijn handen weer in zijn nek glijden en trek zijn hoofd dichter naar me toe. Ik voel zijn warme aanraking over mijn bovenlichaam en zijn vingers in mijn haar.
Het voelt zo slecht, maar tegelijkertijd zo goed.
"Waarom ben je zo mooi?" Zegt hij met een stem vol verlangen, terwijl hij mijn nek kust en langzaam naar beneden gaat. Met zijn tanden bijt hij in het elastiek van mijn onderbroek. Hij kijkt naar me op met vragende ogen; "Mag ik?"
"Jij altijd." Zeg ik, nauwelijks hoorbaar.
Wat hij vervolgens doet is alles wat ik wil en alles wat ik niet wil in hetzelfde moment. Ik kan het gevoel niet uit mijn hoofd krijgen, ik kan de stem in mijn hoofd -die dezelfde zin blijft herhalen- niet stil krijgen. Dit is geen liefde.
Het hoopje kleren op de grond wordt groter terwijl ik dingen voel waarvan ik morgen spijt heb. De kamer wordt gevuld met geluiden van genot en tranen stromen over mijn wangen terwijl zijn vingers over mijn hele lichaam dansen.
Ik zie in zijn ogen dat hij weet dat ook ik nu uit lust handel maar dat er zo veel meer onder dat gevoel ligt. En heel even lijk ik in zijn ogen hetzelfde gevoel te zien als dat wat in de mijne af te lezen zou moeten zijn. Ik probeer de waarheid te negeren en bewaar dat ene moment, die ene blik in mijn gedachten.
Ik ben een complete puinhoop onder zijn lichaam. Hij buldozert al mijn gevoelens weg en vervangt ze door verlangen van mijn kant. Verlangen word vervangen door een golf van genot en dan is het over en maakt genot weer plaats voor verdriet en spijt.
Onze ogen ontmoeten elkaar weer en we glimlachen. De zijne voldaan, de mijne geforceerd. Ik open mijn armen, het is tijd voor mijn deel van de avond en hij weet het.
Ik zie de twijfel in zijn gezicht terwijl hij het aanbod overweegt. Hij wil morgenvroeg niet wakker worden met mij in zijn armen. Omdat alle gevoelens dan over zijn en zijn verplaatst met spijt, van beide kanten. Het voelt als de grootste leugen van deze avond wanneer hij me toch in zijn armen neemt. Ik laat mijn ogen naar de digitale klok op zijn nachtkastje glijden; 04.17.
Over een paar uur zou ik wakker worden in een -waarschijnlijk- leeg bed, ik zou opstaan en mijn kleren bij elkaar rapen. Ik zou onder de douche alle herinneringen van deze avond van me af spoelen ik zou alle aanrakingen mijn hoofd uit schudden en aan de ontbijttafel gaan zitten alsof er niks is gebeurt. De stilte zal pijnlijker zijn dan welke aanraking dan ook deze avond.
Ik weet dat ook hij spijt zal hebben. Spijt neemt zijn lichaam over en het is mijn schuld. Het is mijn schuld dat hij niet van me kan houden zoals ik van hem houd.
En ik, ik laat mezelf keer op keer verwoesten op de mooiste manier mogelijk.